|
||||||||
Het is me een raadsel hoe het komt dat dit Malagassisch-Franse duo niet veel meer bekendheid geniet in de niet-Franssprekende delen van de wereld, maar dat kan helemaal aan mij liggen. Nochtans is deze “Piment Bleu” al de tiende van Tao Ravao en de zevende van het duo, dat elkaar ontmoette al buskend door de straten en de metrostations van Parijs. Tao Ravao heet van zijn echte naam Roger Patier en hij is een fikse zestiger, wiens wieg op Madagascar stond. Hij is de zoon van een Franse vader en een moeder die betsiléobloed door de aderen heeft stromen. Op zijn twaalfde kwam hij in Frankrijk terecht, waar hij na verloop van een aantal jaren in contact kwam met Homesick James, die zijn mentor en werkgever zou worden. Hij werd lid van de begeleidingsband van James en ging met hem op tournee van Italië tot Chicago en New Orleans, waae hij al in 1980 op het podium van het Jazz Fest stond. Nog eens een dozijn jaren later werd de “opleiding” bij James als voltooid beschouwd en ging Tao aan de slag als begeleider van Big Walter Horton,Louisiana Red, Grady Gaines en Eddie C. Campbell. Tegen het einde van de jaren ’80 keert Tao terug naar zijn geboortegrond, waar hij zich op de lokale folk toelegt en een ware meester wordt op de kabosy, de lokale versie van de mandoline, die hem bekend maakt van Canada en Japan tot de States e Oostelijk Afrika. In die periode is hij ook aan de slag als producer van groten als D’Gary, Senge, Rajery maar ook Ba Cissoko en Sékou Kouyaté van de Bembeya Jazz doen een beroep op zijn vaardigheden en sindsdien heeft zijn muziek hem op de grootste festivalpodia ter wereld gebracht, van Toronto tot Tokio. Vincent Bucher van zijn kant draait ook al een dikke veertig jaar mee, al wordt hij binnenkort pas zestig. Ook hij komt al snel bij Homesick James terecht en gaat geregeld voor een langere periode naar Chicago om er te spelen met de hele scene van toen, van Carlos Johnson en Lynn Jordan tot Charley Love en Little Smokey Smothers. Ook hij zet zich op de producersstoel, voor platen van Matthew Skoller in Chicago en hij treedt in Frankrijk op met alles wat naam heeft binnen de bluesscène aldaar, van Bill Deraime tot Charlélie Couture. Allicht mee onder invloed van kompaan Tao Ravao geraakt ook hij geïnteresseerd in de Afrikaanse blues en zo kun je zijn naam terugvinden op platenwerk van Lobi Traoré, Adama Foumba en, last but not least, Boubacar “Kar Kar” Traoré. Samen zijn de heren dus aan hun zevende plaat toe en die biedt, in elf nummers en net geen drie kwartier, het beste dat je van de folk en de blues kunt verwachten: ragfijne akoestische tracks wisselen af met nummers waar de harmonica serieus mag scheuren, al is de ondertoon veel vaker melancholisch dan uitbundig. Nu eens waan je in de Mississippi-delta, dan weer denk je in hartje Afrika te zijn of verplaatsen de ritmepatronen zich helemaal naar het eiland waar alles voor Tao Ravao begon. De twee kerels nemen je mee op een fantastische reis doorheen hele delen van de wereld. Ontroering en kippenvel gegarandeerd en als ze ooit bij u in de buurt passeren: onder geen enkel beding te missen! (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||